Bron: Agrio Akkerwijzer, 7 februari 2022
Door: Jorg Tönjes
De balans tussen nutriënten in Nederlandse bodems is verstoort en daarmee de processen in de gewassen voor voedsel- en voerproductie. Tijdens een webinar hierover in de BioKennisweek gaf landbouwkundige Anton Nigten zijn visie op hoe de bodem en daarmee ons voedsel gezonder kan worden via betere mest en compost, in gangbare en biologische teelt.
Gewassen moeten rijk zijn aan macro-elementen én aan sporenelementen”, aldus Nigten. Bij sommige elementen, waarvan vast staat dat ze belangrijk zijn voor de gezondheid, zoals zink, magnesium of jodium, is een zichtbaar tekort in landbouwproducten. Bij andere elementen ziet Nigten een scheefgetrokken verhouding. Dat laatste treedt gemakkelijker op bij bemesting met zoute kunstmeststoffen. Zo kan een te ruim aanbod van kalium de opname van andere metalen remmen. „De verhouding natrium:kalium is ideaal op een niveau 1 op 4, maar in de praktijk is dat nu soms wel 1 op 200.”
Wat die scheve verhouding kan doen met de inhoudsstoffen van een gewas, legt Nigten uit met een voorbeeld rond gras op een veebedrijf. „Als er meer natrium in het gras zit, krijg je minder ammonium erin. Dat is beter voor de koeien, omdat het voer hun lever dan minder belast.”
Bij planten die niet de juiste sporenelementen krijgen, kunnen verstoringen optreden bij allerlei enzymatische processen. Omdat ze eiwitten niet goed kunnen bouwen bij gebrek aan sommige elementen, raken ze volgens Nigten gevoeliger voor ziekten en plagen. Dit is een probleem waar alle teelten mee te maken kunnen krijgen, zo zegt hij. Bij biologische telers zit meetbaar minder nitraat in de gewassen, maar verder is de uitdaging voor biologische telers net als bij gangbare groot om genoeg sporenelementen in het gewas te krijgen.
Nigten ziet dat de gevolgen in producten kunnen opduiken door te weinig vitaminen. „De kleur van boter wordt bepaald door vitamine A en daaraan gekoppeld vitamine K1. Als de boter te wit is, zit er minder vitamine A in. Ik zie nu vaak dat biologische boter bijna wit van kleur is. Maar waar is dat misgegaan?”
Tips
Nigten pleit voor het gebruik van een levende mest of compost. Daarvoor moet het product niet warmer dan 35 graden worden, want anders gaan ook wormen en nuttige bacteriën dood. Hij zegt dat toevoegen van klei, aarde, stro, brak water of zeemineralen, slootslib en gesteentemeel bijdragen aan een rijkere en levendiger mest of bodemverbeteraar en dat door die toevoegingen minder ammoniak vervliegt, een wens in verband met het stikstofprobleem. „We zijn de component aarde in de mest en compost gaan verwaarlozen. Die moet terug erin.” Op deze manier denkt hij dat de meeste landbouwbedrijven goed kunnen blijven bestaan vlakbij natuurgebieden, behalve de heel intensieve veebedrijven.
Samengevat wil Nigten meer aandacht voor:
- Aarde in compost en mest
- Mineralen uit klei, de zee en vulkanische gesteentemelen
- Koolstofrijke gewasresten die minder stikstof doen vervliegen
- Inzet van wormen en bacteriën als levende hulp bij nutriëntenomzetting en voeding van de gewassen. Dit vereist een lagere temperatuur.
Een veehouder met een potstal kan beginnen met slootbagger in de stal te leggen en daarna dagelijks gesteentemeel strooien om minder nutriënten te verliezen en sporenelementen toe te voegen. „Deze manier van werken voorkomt rotten van de mest”, zegt Nigten. Telers vrezen voor ziekten en onkruid als de mest en compost op een lage temperatuur blijft. Nigten denkt dat daarvoor de keuze gemaakt kan worden om heel kort de temperatuur wel hoger te maken en het dan te mengen met de oudere mest en compost waar wormen en bacteriën in zitten. „Met deze kennis kunnen we een heel ander landbouwbeleid voeren”, zegt de landbouwkundige. „Een boer die aarde en steenmeel gebruikt, voldoet aan de emissienormen.”
Nigten zag hoe een akkerbouwer in de Achterhoek zijn compost mengde met zeefaarde van de aardappelen. In gebieden met meer watergangen ligt slootbagger voor de hand. Een oude methode hiermee is het ‘toemaken’. Daarbij laat de boer slootbagger met plantaardige resten na het maken van een hoop ervan, een seizoen lang liggen, zodat het verteert en er huminezuren ontstaan.